Ga naar submenu Ga naar zoekveld

De Bijbel is geen handboek, maar wat dan wel? #Lazarustour

Deel:

In de komende Lazarus-tour hebben we het ook een avond over de Bijbel. Kun je de Bijbel nog ‘Gods woord’ noemen? Of de ‘heilige Schrift’? Zo nee, wat is er dan nog bijzonder aan? Reinier geeft alvast wat food for thougth in dit essay.  

Er is geen boek dat ik zo veel gelezen heb en dat ik tegelijk zo ondoorgrondelijk vind. Meestal haak ik af als een boek me niet meteen raakt, maar in dit geval blijf ik maar naar de Bijbel terugkeren. Er ís iets mee… Maar wat?

Iedereen weet wel wat voor wonderlijk geval die Bijbel is. Het is verreweg het meest gedrukte en gelezen boek op aarde. Met grote afstand het meest vertaald en verspreid. Tegelijk gehoorzaamt het aan geen enkele commerciële wet: het leest niet lekker (laten we maar eerlijk zijn) het heeft geen heldere lijn, het is niet overzichtelijk, er zit verdraaid weinig seks in (wel weer aardig wat geweld, hoewel nog een stuk minder dan de gemiddelde actiefilm), je kunt niet meeleven met een enkele hoofdpersoon, enzovoorts.
Het is bovendien het dikste boek dat de meeste mensen in huis zullen hebben, als je het al een boek kunt noemen, want het is eerder een boekenplank: een collectie van 66 boeken die geschreven zijn in een heel andere cultuur over een periode van gerust duizend jaar.

Zeker, er zit ook briljante poëzie in (blader maar eens door Jesaja), stomende passages (de erotische liedjes van Hooglied), knappe storytelling (de boeken Samuel) en diepe wijsheden (de uitspraken van Jezus). Maar dat is wel zoeken, hoor. Ervaren Bijbellezers geven dat meestal ook wel toe. Prik maar een paar keer een willekeurige stukje in de Bijbel aan: negen van de tien keer zal het je niet boeien of snap je het niet.

Ik merkte dat weer toen ik werkte aan de Jezus-glossy. Ik moest daarvoor een aantal pagina’s samenstellen met de beste quotes van Jezus, die de (zelf niet gelovige) vormgeefster dan op echte tegeltjes zou laten drukken en vervolgens gefotografeerd in de glossy zou zetten. Dat is uiteindelijk gelukt, maar wat een bevalling. Ik ben diep onder de indruk van Jezus, maar het is werkelijk ongelooflijk lastig om een stuk of vijftien sprankelende oneliners van hem te vinden die even goed werken als de betere reclameslogan.

Ik zeg dit niet om de Bijbel omlaag te halen. Er is geen boek dat ik hoger heb zitten en dat me meer raakt. Ik bedoel dit als reality check. De Bijbel is domweg een van de lastigste boeken op aarde. En toch zijn er miljarden mensen (en ik met hen) die regelmatig en zelfs dagelijks naar dat boek terugkeren omdat ze er iets in proeven van de diepste geheimen.

Wat is jouw antwoord op de testvraag?

Om beter te begrijpen wat de Bijbel wel is, moet ik het eerst over een sjibbolet hebben.

Dat woord komt uit diezelfde Bijbel, uit een spannend verhaal waarbij op een grensgebied de identiteit wordt gecheckt door elke reiziger ‘sjibbolet’ te laten zeggen. Een buurvolk kan de ‘sj’ niet uitspreken, zegt dus ‘sibbolet’ en heeft dan een groot probleem. Naar verluid was dit later in de Tweede Wereldoorlog ook een manier om te schiften: wie Scheveningen kan zeggen, moet wel een echte Nederlander zijn…

Een sjibbolet is dus een kenmerk waarmee je direct kunt bepalen wie wel en niet bij een groep hoort. Elke groep heeft sjibbolets. Of je wel of juist niet van bepaalde muziek houdt, bepaalde kleding draagt, specifieke woorden gebruikt en uitspreekt. Het belangrijkste sjibbolet in christelijke Nederland dat ik ken, is deze: belijd je dat de Bijbel ‘Gods Woord’ is?

Dat is dé beslissende testvraag. Als je de Bijbel als Gods Woord ziet, dan hoor je bij de groep. Zo niet, dan ben je vrijzinnig en sta je met een been in de hel.

Nu heeft zo’n sjibbolet allerlei problemen. Wat zegt het onderschrijven van zo’n enkele slogan nu over wie je werkelijk bent en hoe je je verhoudt tot God? En wat bedoel je ermee dat de Bijbel Gods Woord is? Ik merk in gesprekken dat veel orthodoxe Nederlandse christenen dan iets antwoorden als: nou, gewoon, dat de Bijbel letterlijk waar is van kaft tot kaft, dat God de Bijbel heeft geïnspireerd, dat de Bijbel geen fouten bevat.

Het probleem is alleen: hun eigen geloofshelden zeggen dit niet, hun eigen voorgangers en predikanten geloven dit niet, en verrassender nog: zij zelf geloven dit eigenlijk niet, en ook de Bijbel zelf stelt dit niet.

Dat vraagt om enige uitleg, vermoed ik zo…

De weergave van deze video vereist jouw toestemming voor social media cookies.

Toestemmingen aanpassen

De Bijbel is geen dictaat

Bijbel is Gods woord… Die slogan betekende (in de gereformeerd-vrijgemaakte bubbel van mijn jeugd tenminste) níet dat God de Bijbel woord voor woord gedicteerd had, waarbij de Bijbelschrijvers eigenlijk een soort typemachines waren waarop God typte. ‘Mechanische’ inspiratie, werd dat genoemd, en daar waren we in de gereformeerde traditie niet van.

Liever hadden we ‘organische’ inspiratie. De bijbelschrijvers vormden en kneden Gods woorden. Ze waren geen typemachines, het was een samenwerking. Je kunt het wel vergelijken met het verschil tussen een dictee en een vrije essay-opdracht.

Of nou ja, dat zijn de twee uitersten. Daartussen zitten nog allerlei tussenvormen. Maar globaal vind ik die gedachte uit mijn geformeerd-vrijgemaakte bubbel nog steeds terecht. Ik ben hooguit wat meer opgeschoven naar, nou ja, de vrije essay-opdracht, zeg maar.

De argumenten die we in mijn bubbel hadden, waren helder en overtuigen me nog steeds: de Bijbel heeft alle eigenschappen van een menselijke tekst. De schrijvers hebben elk een eigen idioom en als ze God aan het woord laten, spreekt hij ‘toevallig’ precies in dat idioom van die schrijver. De schrijvers zitten ‘in’ hun eigen cultuur en gebruiken volop beelden en ideeën uit hun context. Je ziet in de Bijbel dan ook een langzame ontwikkeling naar een steeds meer eigen en unieke godsdienst. En daardoor staan er ook regelmatig tegenstrijdige ideeën in de Bijbel of zelfs fouten.

Ja, in mijn super-orthodoxe opvoeding werd dat vrij gemakkelijk erkend: er staan tegenstrijdigheden en fouten in de Bijbel.

Of nou ja, nu moet ik precies zijn: als tiener werd je afgeschermd van die stellingen, ze werden hooguit gemasseerd opgediend, maar onder academische mede-vrijgemaakten was het de normaalste zaak van de wereld. En dat is ook wat ik later vaak merkte: ‘gewone’ gelovigen (sorry voor het woord) neigen naar ‘mechanische’ inspiratie, hun eigen leiders naar ‘organische’. Het is een dirty little secret onder voorgangers: we weten het allemaal wel, dat er foutjes in de Bijbel staan, maar we roepen het niet vanaf de kansel of podium.

De weergave van deze video vereist jouw toestemming voor social media cookies.

Toestemmingen aanpassen

Iedereen ziet de menselijke inbreng in de Bijbel

Maar, en dat merk ik ook keer op keer, als je met die ‘gewone’ gelovigen erover doorpraat, kennen ze dat ‘geheimpje’ van hun voorgangers eigenlijk allang en vinden ze het helemaal niet zo erg…

Meestal denken zij namelijk bij ‘de Bijbel is Gods woord’ in eerste instantie ‘God heeft alles letterlijk gedicteerd’. Maar als je erover doorpraat, erkent tot nog toe iedereen dat ze dit in de praktijk helemaal niet denken. Iedereen ziet de menselijke inbreng in de Bijbel. Paulus praat heel anders dan Jezus en die spreekt weer heel anders dan Jeremia. En om het spannend te maken: zelfs Jezus praat bij Marcus heel anders dan bij Johannes.

Het kan nuttig zijn een gedachte-experiment aan te gaan: hoe had de Bijbel eruit gezien als God inderdaad alles letterlijk gedicteerd had?

Dan verwacht je toch een soort boventijdelijk, eeuwig, hermetisch werkje, dat eens en voorgoed in ondubbelzinnige taal (of wellicht plaatjes, als een soort Wikihow) uitlegt wat de waarheid is, zonder allerlei persoonlijke en culturele ‘ruis’.

Maar nee, dat is niet de Bijbel. De Bijbel zit vol ‘ruis’.

En dat is geen ruis! Als we die menselijke factor in de Bijbel zien als een belemmering, iets wat overwonnen moet worden om de ‘eigenlijke’ en ‘zuivere’ kern te ontdekken, gedragen we ons typisch als mensen van de Verlichting, die ook een ‘zuivere’ (in hun geval: rationele) waarheid zochten, ontdaan van elke subjectiviteit. Maar er is geen waarheid zonder verpakking. Die verpakking is zelfs deel van de waarheid.

Onze subjectiviteit is een wezenlijk onderdeel van Gods verhaal. God werkt met mensen, via mensen. ‘Middellijk’, staat er dan in de oude dogmatieken. We kennen geen ‘losse’ God, zonder al die zogenaamde ‘ruis’. We kennen ook geen ‘losse’ Jezus, zonder al die ‘gekkigheid’ van zijn menselijke kant. Zijn lichaam was geen ruis. Zijn menswording was niet maar een schil waarachter we de ‘werkelijke’ zoon van God moeten ontdekken. Hij was God én mens.

De enige God die we kennen is een incarnerende God. Hij werkt via. God is via-lijk.

Zo hebben we hem bij Jezus leren kennen, en al eerder de hele Bijbel door. God dompelt zich onder in een cultuur. Hij is als een mosterdzaadje dat in de grond van de cultuur zakt en daar sterft, maar juist zo kan rondwoekeren en groter dan ooit kan worden. God laat zich desnoods kruisigen. Vastpinnen in de beperkingen van de tijd. En ja, daar stijgt hij ook bovenuit, hij staat op. Maar God spreekt geen boventijdelijke wiskunde, hij hult zich in het Grieks, Hebreeuws, welke taal dan ook, met al de beperkingen en verkleuringen van de cultuur. God spreekt de cultuur, en een cultuur is geen harnas waaruit hij niet kan ontsnappen.

Zo hebben we God leren kennen: hij werkt subtiel, respectvol, haast incognito. Dat zagen we bij Jezus, dat zagen we eerder in de Bijbel, en dat merken we nog steeds. De Geest is geen overstroming. De Geest is wind.

Alles staat of valt met Jezus

In de beeldvorming dat de Bijbel Gods woord is (wat ik overigens onderschrijf, maar daarover later) komt mee dat de Bijbel het fundament is.

Dat beeld van het fundament is bedacht door de zogeheten ‘fundamentalisten’ eind 19e eeuw. Het paste uitstekende bij het modernistische klimaat waar zij op reageerden: de Verlichtingsdenkers wilden ook een ondubbelzinnig (in hun geval: rationeel) fundament waarop je vervolgens een heel bouwwerk van handelingsperspectieven kon construeren. Het fundamentalisme (en in het kielzog daarvan het creationisme) is een poging om het evangelie in zo’n cultuur in te bedden en voor modernistische mensen acceptabel te krijgen. Pittig gezegd zou ik het syncretisme noemen, zoals Haïtianen nog steeds voodoo kunnen bedrijven na hun bekering. Zo zijn wij Westerlingen nog steeds gevoelig voor de modernistische voodoo (‘als het maar rationeel klinkt, komt het wel goed’) en proberen we ons evangelie daaraan aan te passen.

Overigens is deze kritiek van me subtieler dan het lijkt: als God inderdaad als een mosterdzaadje werkt, dan is enige vorm van syncretisme onvermijdelijk en zelfs niets negatiefs. God hult zich nu eenmaal in de culturele vormen. Dat is een van de betekenissen van de kruisiging. Maar God staat daar ook uit op en tilt de cultuur op, opent de culturele ideeën, laat een cultuur ‘naar buiten kijken’. En dat is mijn verwijt aan het fundamentalisme: daarin blijft God te veel ‘onder de grond’.

De Bijbel zelf gebruikt eenmaal het beeld van het fundament waarop een huis wordt gebouwd en dan is dat fundament niet de Bijbel maar… Jezus.

Wie zegt dat de Bijbel het fundament is, plaatst de Bijbel op de plek waar Jezus hoort. Terwijl, als het christendom iets heeft ontdekt, is het dat Jezus de ultieme openbaring van God is. De Bijbel is een verslag van die onthulling, soms vrij direct, soms voorbereidend, soms evaluerend. Het is het beste verslag dat we hebben, maar een verslag. Niet the real thing.

Alles staat of valt met Jezus. Niet met de Bijbel. Al zouden alle bijbeltjes op aarde worden vernietigd – een aardig plotje voor een evangelische thriller – dan blijft de Geest nog steeds waaien.

Maar we kennen Jezus toch alleen uit de Bijbel? Nee, we kennen Jezus op vele manieren. Ik heb Jezus allereerst leren kennen omdat mijn ouders over hem vertelden, en later de juffen, de liedjes van Elly en Rikkert, de dominees, vrienden, enzovoorts. Dat is wat je ‘traditie’ noemt: schriftelijke, mondelinge en vooral gezongen overlevering. Pas later ging ik zelf de Bijbel lezen, maar dan nog bleef die levende traditie centraal, waarbinnen de Geest waaide waar hij wil en waar de Bijbel in de praktijk vooral functioneerde als ‘check’. Niet als fundament.

Meer als, nou ja, als een soort schoolinspectie, maar dan van de traditie.

Is de Bijbel Gods woord?

Dát is ook wat altijd is bedoeld met de slogan ‘sola Scriptura’. En ook wat een lezer van ons stelt, die met een stevige oneliner reageert op een reactie op het artikel afgelopen maandag hier op Lazarus als voorbereiding van onze Tour:

Is de Heilige Schrift het Woord van de levende drieënige God?” Nee, dat is Jezus. De bijbel het Woord van de levende God noemen, is blasfemie.

Het punt deel ik wel, hoewel ik het woord ‘blasfemie’ niet zou gebruiken. Ik denk namelijk dat de soep niet zo heet wordt gegeten als-ie wordt opgediend. Mensen die de Bijbel ‘Gods Woord’ noemen (waaronder ikzelf) bedoelen daarmee nooit dat Jezus dus niet Gods Woord is (in de zin van: Gods ultieme uiting) en ook niet dat hij een lagere vorm van Gods Woord zou zijn. Sterker nog, als je met ons doorpraat, blijkt telkens dat we het behoorlijk eens zijn.

Als christenen zijn we namelijk geen moslims. De Koran heeft in de meeste varianten van de islam inderdaad de status van een directe ingeving, waarin Mohammeds persoonlijkheid en cultuur vrijwel geen rol zou spelen. Een typisch voorbeeld van de eerder genoemde ‘mechanische’ inspiratie. De Koran is voor de moslims wat Jezus is voor de christenen. En de Bijbel heeft ongeveer de status van de Ahadith, de commentaren bij die directe openbaring van God.

Als Jezus je basis is, opent zich juist diep inzicht in hoe God kennelijk met ons omgaat. Als een mosterdzaadje namelijk. 

Bij de meeste christenen is de slogan ‘de Bijbel is Gods woord’ daarom echt een slogan. Soms doen we wel eens van niet, maar als je met ons doorpraat, geven we dat ook wel toe. Het is een beetje ‘cognitieve dissonantie’. We beseffen dat het een afkorting is en dat je daarna veel meer moet zeggen. De grote theoloog Karl Barth had het bij voorkeur over de Bijbel als ‘het woord over het Woord’ (en een preek als, jaja, ‘het woord over het woord over het Woord’). Zo kun je inderdaad de slogan ‘de Bijbel is Gods woord’ uitpakken: de Bijbel is een verzameling van menselijke verslagen van de hoogtepunten van onze ervaringen met de ware en levende God.

Deze christelijke visie past juist bij een grote God. Zo’n God ‘heb’ je niet, zeker niet tussen twee kaften. De Geest is wind en kun je niet pakken. Jezus is ten hemel gevaren. Het is een kwestie van menselijke nederigheid te erkennen dat inderdaad God onder ons werkt (wat zou het arrogant zijn zoiets uit te sluiten) en dat we het voorlopig moeten doen met menselijke verslagen daarvan.

Neem het Gouden Kalf. Mozes ervaart zeer intiem God. Zijn volgelingen duurt het te lang, ze willen ook God zien, beetpakken, ‘hebben’. Mozes merkt het en de enige tastbare openbaring die hij heeft, de twee stenen tafelen, smijt hij kapot – en later wordt de reservekopie zorgvuldig ver weg opgeborgen.

Maak van de Bijbel geen Gouden Kalf. Je ‘hebt’ God niet.

De Bijbel is een beweeglijk boek

Als ik hierover praat, vinden sommigen dit toch nog te vaag. Want wat weet je dan nog zeker? Wat houd je over als de Bijbel geen basis is?

Nou, eh… Jezus.

What about that? Wat als Jezus je basis is? En niet een of andere redenering gebaseerd op een stapel zogenaamde bewijsteksten. Wat als het helemaal niet erg is als je niet honderd procent zeker bent van je zaak omdat het daar niet over gaat? Ken je een enkel figuur uit de Bijbel zelf die onwankelbaar het leven door marcheert? Ging geloven niet altijd over loyaliteit aan God? Is het zoeken naar zekerheid, in een boek nog wel, hoe heilig dat boek ook is, daar niet wezenlijk mee in conflict? Kun je nog wel vertrouwen op God als je meent bewezen te hebben dat de Bijbel waar is? Bouw je dan niet eigenlijk op die Bijbel?

Als Jezus je basis is, opent zich juist diep inzicht in hoe God kennelijk met ons omgaat. Als een mosterdzaadje namelijk. Die sterft in een cultuur en pas na lang woekeren ‘opstaat’ in een persoonlijkheid en de hemel toont.

Dit opent ook de mogelijkheid de beweeglijkheid van de Bijbel te zien. Niet alles wordt direct al in Genesis 1 onthuld. God werkt in een cultuur, loopt een paar stappen voor, maar neemt zijn tijd op zijn goddelijke gemak. Bij Exodus 1 zijn we er nog niet en ook bij Jeremia 1 niet. Bij Matteüs 1 kondigt zich pas het hoogtepunt aan.

Vervolgens vanaf die ‘bergtop’ de andere ‘dalen’ bekijken. We noemen de eerdere verhalen niet voor niets meestal het ‘Oude’ Testament. Dat kan arrogant lijken, maar als we vinden dat we iets nieuws hebben ontdekt, kunnen we niet anders dan het eerdere in zekere mate verouderd vinden. Ja, de boeken vóór Jezus zijn in enige mate het Verouderde Testament. Ze kondigen hem aan, ze groeien naar hem toe, het waren de verhalen waarmee hij God ontdekte, dus we koesteren ze – maar ze zijn niet de evangeliën.

Als we werkelijk geloven dat Jezus de ultieme godsopenbaring is, is al het andere dus niet de ultieme godsopenbaring.

Kijken met Jezus als bril

Dat betekent dat je in de praktijk bij een of andere ervaring, die je aan God doet denken of waar dan ook aan, je altijd kunt afvragen: in hoeverre lijkt dit op Jezus? Zou Jezus zich zo hebben opgesteld? In hoeverre is dit Jezus-achtig?

Hoe Jezus-achtiger het is, hoe vrijer je je kunt voelen om aan God te denken. Als je bijvoorbeeld ziet dat mensen genezen, vrijer worden, waarheid ontdekken, het leven vieren, enzovoorts, en je kent verhalen over Jezus waarin dat ook gebeurt, dan ben je vrij om te denken: hier is de Geest, Jezus’ heilige Geest, weer eens bezig.

Dat geldt ook voor alle verhalen die je over God hoort, inclusief die in de Bijbel. Denk bijvoorbeeld aan waar God als gewelddadig wordt voorgesteld. Als Jezus werkelijk de ultieme godsopenbaring is, stel je dan dus de vraag: in hoeverre lijken deze verhalen op Jezus? Zou Jezus zich zo hebben opgesteld? In hoeverre is dit Jezus-achtig?

Ik lees dan bijvoorbeeld een verhaal over een God die Jozua beveelt om de stad Jericho heen te lopen, die vervolgens instort en vrijwel alle inwoners sterven. Ik kan dat op allerlei manieren verzachten en dat heb ik ook wel gedaan: de stad Jericho was waarschijnlijk een legerburcht, met vooral militairen (en een enkele prostituee) en dan hooguit een paar honderd. Maar toch, als ik serieus neem dat Jezus Gods woord is, dan moet ik mezelf vooral afvragen: zie ik Jezus zoiets doen? Jezus, wiens naam in de taal destijds hetzelfde was als Jozua. En dan hebben we ‘toevallig’ een verhaal waarin deze nieuwe Jozua diezelfde stad Jericho nadert, maar die binnentrekt en de grootste slechterik van allemaal… redt.

Dát is de beste informatie die ik over God heb. Het is volstrekt ondenkbaar dat deze tweede Jozua ooit zijn studenten opdracht zou hebben gegeven om een stad heen te lopen zodat die uiteindelijk instort en iedereen sterft. En dan moeten we dat ook serieus nemen en voluit geloven dat Jezus echt Gods woord is: dan kan er van alles ooit met die instorting van Jericho zijn gebeurd, maar niet dat het een opdracht van de ware God was.

Om het helemaal recht voor zijn raap te zeggen: dan bevat die betreffende passage dus niet de beste informatie over God die we hebben en is die niet helemaal historisch accuraat.

Is de Bijbel dan wel historisch accuraat?

Als je serieus Jezus ziet als Gods ultieme openbaring, en niet maar als een van de openbaringen gelijkwaardig aan alle ander openbaringen, dan ga je een ontwikkeling zien in de Bijbel. De vier evangeliën worden dan het kloppende hart van de Bijbel, de rest vloeit daaruit voort, het zijn de slagaderen tot en met de haarvaatjes.

Is de Bijbel dan nog wel helemaal ‘waar’, in de zin van historisch accuraat? Ja, maar met een ontwikkeling. De vier evangeliën staan historisch het sterkst, en hoe dichter je die nadert (ongeveer in de mate van hoeveel bladzijdes ertussen zitten) hoe accurater het wordt, en hoe verder je daarvanaf zit, hoe minder het over de God gaat die zich in Jezus openbaart en hoe meer God nog is ‘ondergedoken’ in de cultuur. We noemen het niet voor niets ‘Oude’ Testament: als dat íets betekent, dan toch dat daarna iets kwam dat meer klopte – waar was anders het hele Nieuwe Testament voor nodig?

Waarom neem ik die evangeliën zo serieus? Ik kan nu een wat wetenschappelijk betoog gaan voeren, en in sommige contexten doet dat er ook wel toe. De evangeliën zijn geschreven in een cultuur waarin de meeste mensen niet konden lezen en schrijven en analfabeten hebben een beter getraind geheugen, zeker omdat het een collectief geheugen is en de verschillende herinneringen elkaar versterken. Het is culturele arrogantie te denken dat analfabeten ‘dommer’ zouden zijn: eerder het omgekeerde is het geval. Juist in zo’n gevaarlijke samenleving, waar maar weinig bescherming is van de overheid, zul je op je tellen passen en niet overal in meegaan.

Welnu, deze mensen zijn dertig, veertig, vijftig jaar na de gebeurtenissen met Jezus hun herinneringen gaan noteren. Dat is dus zoiets als dat tegenwoordig iemand haar memoires schrijft over wat zijzelf meemaakte in de jaren 70 en 80. Dat is nogal dichtbij. Zo’n (oog)getuigenis nemen we serieus.

De weergave van deze video vereist jouw toestemming voor social media cookies.

Toestemmingen aanpassen

In de praktijk gaan mensen niet om wetenschappelijk bewijs geloven. We geloven omdat Jezus ons raakt. Omdat de verhalen over God, de Bijbelse maar ook de talloze andere, ons zijn overgedragen en we ons daar onderdeel van gingen ervaren. En die God, die Geest, die Jezus, die vinden we vervolgens ook in de Bijbel. Dan merken we dat die Bijbel het beste verslag biedt van de hoogtepunten van onze menselijke ontmoetingen met die levende God. Maar het begint daar dus niet. We hebben niet een of andere redenering dat de Bijbel betrouwbaar is en vervolgens ‘moet’ God wel bestaan en geloven we. De Bijbel is niet ons fundament. Het is precies andersom. We ontmoeten Jezus en vervolgens zien we hem ongekend scherp in de Bijbel.

Wat de Bijbel er zelf van vindt…

En, ten slotte, wat vindt de Bijbel er zelf eigenlijk van?

Ik weet dat er wat lacherig wordt gedaan over het bekende de-Bijbel-is-Gods-Woord-want-dat-staat-in-de-Bijbel. En als tiener heb ik daarover ook wel meegehoond. Inmiddels ben ik allerminst onder de indruk van dergelijke cirkelmatigheden: ik heb gemerkt dat élk wereldbeeld die kent. De grappigste is nog wel de atheïst die gelooft in de rationaliteit omdat dit rationeel is.

Ah juist ja.

We ontkomen als mensen niet aan cirkelmatigheden. Elk wereldbeeld bevat slangen die zich in de eigen staart bijten. Dat is prima. Die slangen moeten er ook zijn. Als we maar niet doen alsof ze er alleen bij ons niet zijn.

Intussen is de Bijbel het boek dat ik het meest respecteer, dus ik ben benieuwd naar het zelfbeeld van die Bijbel. En dan lees ik bijvoorbeeld op de laatste pagina:

Ik verklaar tegenover eenieder die de profetie van dit boek hoort: als iemand er iets aan toevoegt, zal God hem de plagen toevoegen die in dit boek beschreven zijn; en als iemand iets afneemt van wat in het boek van deze profetie staat, zal God hem zijn deel afnemen van de levensboom en van de heilige stad, zoals die in dit boek beschreven zijn.

In mijn jeugd werd dit ook nog wel aangevoerd als ‘bewijstekst’ dat de Bijbel compleet was: 66 boeken, geen 65 of 67. Ironisch genoeg komt precies dit stukje niet in de oudste handschriften voor en is het waarschijnlijk zelf een van de (zeldzame) nieuwtestamentische passages die later door een vrome overschrijvende monnik is toegevoegd…

En andere klassieker is die waarin Paulus ‘alle boekrollen God-geblazen’ noemt. Ik vertaal het even wat vervreemdend, omdat hij namelijk een wonderlijk woord inzet, dat je verder voor een boot en dergelijke gebruikt: de schriften (hij duidt uiteraard op wat wij het Oude Testament noemen) heeft God ‘voortgestuwd’. Oftewel, de Geest waait waarheen hij, brengt mensen in beweging, en daar komt liefde van en kunst en waarheid en zorg en toewijding en ja, ook boeken, uiterst heilige boeken.

De Geest waait wel, ook buiten de Bijbelkaften

Ik beschouw het als Gods leiding dat wij in de loop der eeuwen deze selectie als het belangrijkste zijn gaan zien. Het doet er nauwelijks niet toe wanneer precies die ‘canon’ is vastgesteld. Alles wijst erop dat in de 2e eeuw het al zo’n beetje rond was, maar je vreselijk druk maken over de precieze canon is weer dat modernistische waar we pas sinds een tijdje last van hebben. Als de Bijbel je fundament is, ja, dan moet je ook weten hoe ver het grondgebied reikt. Maar de Bijbel is niet je fundament en het zou daarom prima zijn als we over een tijdje een of meer bijbelboeken minder belangrijk vinden of bijvoorbeeld nog een van de verloren brieven van Paulus terugvinden en die toevoegen.

Als gelovige ga je er namelijk van uit dat God zich manifesteert in de geschiedenis, hoe zachtzinnig ook, en daarbij mensen begeleid richting waarheid, schoonheid, goedheid. Dat geeft een zeker vertrouwen dat de huidige selectie van 66 boeken in de Bijbel het beste is wat we hebben. Al was het maar om miljoenen ‘God-geblazen’ mensen ze keer op keer hebben gelezen en ze als zodanig hebben ervaren.

Dus wat betekent inspiratie? De Geest duwt mensen in een bepaalde richting. De Geest laat zien wie God is. De Geest helpt wie daarvan verslag doen. De Geest begeleidt het proces van ‘uitdunnen’ waarbij er een topselectie ontstaat. De Geest brengt lezers in contact met die topselectie. De Geest helpt wie deze topselectie proberen te begrijpen.

Je ‘hoeft’ niet de Bijbel te lezen. Niemand hoeft dat. Verreweg de meeste gelovigen door de geschiedenis heen hebben nooit de Bijbel gelezen. Ze hebben het van horen zeggen en dat werkte blijkbaar uitstekend. Sterker nog, het aantal bijbelvertalingen in een cultuur loopt evenredig met de secularisatie in die cultuur. De Geest waait wel, ook buiten de kaften.

Jezus komt in vele gedaanten tot ons. In een avondgebedje dat je ouders je leren. In een liedje van Elly en Rikkert. In een mysterieus verhaal van je oma. Dat is, zeg maar, je Spotify-playlist. Binnen al die schitterende ervaringen is de Bijbel het ‘best of’-album.


De Bijbel tijdens de Lazarus 7keer7 tour

Wil je hier meer over weten? Tijdens de Lazarus 7keer7 tour besteden we een avond aan dit onderwerp (data en onderwerpen worden binnenkort bekend) en gaan we er met deskundige sprekers op door. Blijf op de hoogte en meld je hier aan.


Meer lezen over dit onderwerp?

Dit zijn een paar belangrijke denkers die met dit thema bezig zijn geweest: 

  • Een van de meest lezenswaardige denkers over het Oude Testament is Chris Wright (geen familie van de grote nieuwtestamenticus Tom Wright), die o.a. schrijft over lijnen in de Bijbel en lastige passages.

  • Een van de meest lezenswaardige denkers over het Oude Testament is Chris Wright (geen familie van de grote nieuwtestamenticus Tom Wright), die o.a. schrijft over lijnen in de Bijbel en lastige passages.
  • De beste serie ‘commentaren’ op de Bijbel is de For Everyone-reeks, die momenteel vertaald wordt als de Voor iedereen-reeks. Commentaren helpen je om minder ‘hapsnap’ de Bijbel te lezen en de achtergronden bij elke passage te duiden. Daarin is overigens ook de Studiebijbel wel bijna een must have.
  • De bekendste nieuwtestamenticus, die bovendien veel Lazarus-lezers blijkt te inspireren, is Tom Wright: veel van hem is ook in het Nederlands verkrijgbaar. Wright combineert een grote originele denkkracht met een verrassende relevantie.

Geschreven door

Reinier Sonneveld

--:--